top of page
Foto van schrijverAnn D'Haese

Somewhere in my memory (27-28/12/2023 - Koningin Elisabethzaal)

Tegen dat jullie dit lezen is het Galaconcert Klassiek aan de Schelde (eerder Klassiek aan de Zoo of aan het Centraal Station) al ver naar de uithoeken van het geheugen verdrongen. Voor mij is het schrijven the week after hopelijk een remedie om van de hardnekkige oorwurm “Somewhere in my memory” (John Williams) af te geraken. Al zou het dit memory-lijden evengoed nog langer kunnen rekken.

Voor u denkt dat het niet goed was of dat ik er niet van genoten heb: FOUT!


Het is altijd een frisse uitdaging om met een andere dirigent te werken. Onbekende (en mooie) handbewegingen, cryptische fronsen en andere onduidelijke tekens hielden ons scherp. Meer dan ooit besef ik hoe verwend wij zijn met de enorme aandacht van Paul, het aan ons niveau aangepaste ritme en het eindeloze geduld.


Met Dirk Brossé kregen we een superprofessional die met het koor omging alsof wij geen amateurs zijn maar wel beroeps die op de minste vingerknip reageren. De repetitie had daarbij een vaart die wij niet gewend zijn, alsof time heel veel money was. En zo kwam het dat de dirigent tijdens de generale repetitie bij de aanhef van sopranen en alten in “Somewhere in my memory” de boel stillegde, vragende wat er gebeurde “omdat het koor implodeerde”. Motivationeel zijn er dan twee opties: of men recht de rug en laat horen dat die kwalificatie ten onrechte was of men kruipt in de schulp en durft niet meer. Winnen of sterven. Bij deChorale kiezen wij dan voor het eerste.


Met 66 waren we, al bij al met korte voorbereiding. In het koor zagen we de gewone (on)evenwichten. Veel alten, weinig tenoren. En toch een prima volume en een fraai timbre.


De dirigent gaf veel ruimte aan de kopers. Brossé studeerde zelf trompet, je ziet waar de liefde vandaan komt. Gelukkig dimde hij de zaak een beetje bij het tweede concert zodat wij ons niet kapot hoefden te zingen om hoorbaar te zijn in de zaal.


Presentator Carl Huybrechts probeerde zijn eeuwige guitige zelf te zijn en maakte veel grapjes, waarvan een goed deel bot en ongepast. Maar het publiek kwam niet in opstand en gniffelde beleefd.


We zetten de beuk erin met Hallelujah! uit de Messiah van Händel. Dat gebeurde in een ongewoon strak tempo waarbij wij concentratie en articulatie moesten zien te combineren. Het was voorbij voor het begonnen was maar op die tijd hadden wij met de vier stemmen wel 168 keer Hallelujah! gezongen.


Het publiek had met Hallelujah! een wervelwind voelen passeren, menig permanent moest daarna herschikt worden -

In de meest trieste scène uit Madama Butterfly (Puccini) ‘humden’ wij bijna zo goed als een professioneel operakoor. Respect voor de sopranen die de hoge si mol haalden! En dank aan Kristien die ons ter plekke nog klaarstoomde.


Tussen onze eigen bijdragen in genoten we van instrumentaal werk, van de schitterende stem van Jodie Devos, het intieme pianospel van Aäron Wajnberg, de doedelzak van Stefan Timmermans en het virtuoze gestrijk van Alexandra Cooreman.


De Maestro vergat meermaals aan te geven – met de originele (stille) telling 3-4-5 en dan een soort wappering naar boven of naar beneden – dat we moesten gaan zitten of staan. Gelukkig zijn wij zodanig gedrild door Ann M. dat wij blindelings en perfect samen bewegen. Zoals synchroonzwemmen maar dan droog en op een podium.


Hoe het op het einde van dit schrijven met mijn oorwurm zit? U mag drie keer raden. Alsof het lot mij bleef treffen kwam er toen we op 4 januari van de ferry in den Helder reden uit onze autoradio een bekende intro met belletjes, dwarsfluit, strijkers, dan de hoorns en daarna een boys’ choir…


Ann D’Haese – T11





bottom of page